Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv het bedrag van € 2,5 mln. niet in aftrek kan brengen als afsluitprovisie. X bv heeft namelijk een zakelijke overeenkomst gesloten met Q bv, op grond waarvan in de toekomst een deel van de mogelijk te realiseren winst toekomt aan Q bv. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

De Rabobank zegt de (rekening-courant)kredietfaciliteit van X bv op. Om een executoriale verkoop van haar panden te voorkomen, gaat X bv op zoek naar een externe financier. Uiteindelijk vindt zij Q bv bereid om de financiering over te nemen. Na onderhandelingen tussen Q bv en de Rabobank trekt de Rabobank de opzegging van de kredietfaciliteit in. Q bv neemt de Rabobankfinanciering niet over, maar bedingt wel dat zij samen met X bv de onroerende zaken zal gaan herontwikkelen en de meeropbrengst van de herontwikkelde onroerende zaken boven een bedrag van € 5 mln. tussen beide partijen bij helfte zal worden verdeeld. X bv is van mening dat de onroerende zaken € 10 mln. waard zijn en zij derhalve € 2,5 mln. aan kosten heeft gemaakt in verband met het mislopen van een in de toekomst te realiseren winst, waardoor zij recht heeft op aftrek van dit bedrag ten laste van haar winst. X bv merkt dit bedrag van € 2,5 mln. aan als een afsluitprovisie. In geschil is of dit terecht is.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2023/38.1.1) oordeelt dat X bv het bedrag van € 2,5 mln. niet in aftrek kan brengen als afsluitprovisie. X bv heeft namelijk een zakelijke overeenkomst gesloten met Q bv, op grond waarvan in de toekomst een deel van de mogelijk te realiseren winst toekomt aan Q bv. Er is geen sprake van een te betalen afsluitprovisie. Als in de toekomst een transactie wordt gesloten, zal X bv slechts worden belast voor de winst die zij behaalt op het haar toekomende deel van de opbrengst. Het deel dat toekomt aan Q bv, maakt geen onderdeel uit van de winst van X bv en kan dus ook in 2014 niet als een last worden genomen. Het hof bevestigt de rechtbankuitspraak. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Editie: 11 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

51

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen