Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur bij de berekening van de aanmerkelijk belangclaim bij overlijden terecht uitgaat van 6,25%, ook voorzover direct na overlijden dividend is uitgekeerd.

F overlijdt in 2006. Zijn echtgenote E , zijn dochter D en zijn zoon X (belanghebbende) zijn de erfgenamen. Tot de nalatenschap behoort een aanmerkelijk belang in G BV. Na het overlijden keert G BV in 2006 een dividend uit van € 400.000 en in 2007 van € 250.000. Daarna zijn de aandelen overgedragen voor een bedrag van € 704.377. De erfgenamen kiezen bij de aangifte inkomstenbelasting voor de overgang krachtens erfrecht niet voor afrekening van de aanmerkelijk belangclaim bij F. De inspecteur berekent bij de vaststelling van de aanslag successierecht de latente inkomstenbelastingclaim met een percentage van 6,25. X meent dat de inspecteur bij de berekening van de latente inkomstenbelastingclaim voor de dividenduitkering in 2006 uit moet gaan van 25%.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur bij de berekening van de aanmerkelijk belangclaim terecht uitgaat van 6,25%. De erfgenamen hebben niet gekozen voor afrekening bij de erflater. De wet biedt evenmin ruimte om voor het dividend dat is uitgekeerd na het overlijden van erflater, de inkomstenbelastingschuld op 25% te stellen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.38

Successiewet 1956 20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 15 oktober

49

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen