Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de Polen, gelet op het regelmatige toezicht door één van de dga's, in gezagsverhouding tot X bv stonden en verplicht waren de arbeid persoonlijk te verrichten, waarbij X bv verplicht was tot het betalen van loon. Gelet hierop waren de Polen bij haar in dienstbetrekking. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X bv, exploiteert een klusbedrijf. Haar aandeelhouders zijn twee broers, ieder voor 50%. X bv knapt woningen op die in het bezit zijn of waren van familie van de aandeelhouders. Voor de uitvoering van de werkzaamheden maakt X bv gebruik van Poolse arbeidskrachten. Deze worden ingeleend van een gelieerd - in Polen gevestigd - uitzendbureau. X bv gaat in 2009 failliet. In geschil zijn de LB-naheffingsaanslagen naar het anoniementarief over 2008 en 2009, alsmede de 25% vergrijpboetes. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant waren de Polen in dienstbetrekking bij X bv en was geen sprake van inlening. Zo is er geen inleenovereenkomst en lijkt de lay out van de facturen van het Poolse bedrijf sterk op die van X bv. Ambtshalve wordt wel geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden. De boetes worden daarom gematigd met 20%. X bv gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 18 mei 2018, 16/03896 en 16/03897, V-N 2018/48.1.4) oordeelt dat de Polen, gelet op het regelmatige toezicht door één van de broers, in gezagsverhouding tot X bv stonden en verplicht waren de arbeid persoonlijk te verrichten, waarbij X bv verplicht was tot het betalen van loon. Gelet hierop waren de Polen bij haar in dienstbetrekking. X bv claimt vergeefs vermindering (van het premiedeel) van de naheffing in verband met Poolse E-101 verklaringen, waaruit zou blijken dat zij aldaar verzekerd zijn. Er is namelijk niet bekend welke Polen hier hebben gewerkt, zodat ook niet geverifieerd kan worden of de verklaringen wel voor hen zijn afgegeven. De boetes zijn door de rechtbank terecht met 20% gematigd in verband met het overschrijden van de redelijke termijn. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook de thema's Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil en Keten en inlenersaansprakelijkheid
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Wet op de loonbelasting 1964 26b
Wet op de loonbelasting 1964 2 lid 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 20 december