Advocaat-generaal Ettema concludeert dat het werkelijk gebruik als maatstaf moet worden gehanteerd, aangezien X geen omzet behaalt met het ter beschikking stellen van de sportzalen aan de basisscholen. De methode die X in haar aangifte heeft toegepast is correct.
Gemeente X is eigenaresse en exploitant van een sporthal en drie gymzalen. In het kader van haar wettelijke plicht stelt zij de sportzalen om niet ter beschikking aan basisscholen (geen prestatie voor de btw). Buiten de voor de basisscholen ingeroosterde uren worden de sportzalen ter beschikking gesteld aan sportverenigingen en middelbare scholen (belast met btw). Voor het overige probeert X de sportzalen voor sportactiviteiten te verhuren aan derden. Bij de pre-prorata berekening in haar OB-aangifte hanteert X de volgende verdeelsleutel: uren belast gebruik (incl. incidentele verhuur) / uren belast gebruik + uren basisonderwijs. In geschil is of de ‘leegstandsuren’ meegeteld mogen worden als belast gebruik. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het standpunt van de inspecteur tot een beter passende oplossing leidt dan het standpunt van X. Het hof overweegt daarbij dat het niet-permanent gebruik van sportzalen inherent is aan de exploitatie van dit type onroerende zaak. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Ettema concludeert dat in de situatie van X moet worden aangesloten bij de regels die gelden voor de aftrek in een situatie waarbij er sprake is van gemengd gebruik bij belaste en vrijgestelde handelingen. Vervolgens stelt de A-G vast dat in dit geval, aangezien X geen omzet behaalt met het ter beschikking stellen van de sportzalen aan de basisscholen, het werkelijk gebruik als maatstaf moet worden gehanteerd. De verhouding tussen het aantal uren waarin de sportzalen belast worden gebruikt en het totaal aantal werkelijke gebruiksuren is daarvoor volgens de A-G een geschikte methode. De uren waarin de sportzalen niet ter beschikking worden gesteld, kunnen niet worden aangemerkt als uren waarin de sportzalen belast worden gebruikt. De A-G adviseert de Hoge Raad dan ook om het beroep in cassatie van X ongegrond te verklaren. Daarbij merkt de A-G nog op dat momenteel een vergelijkbare procedure voor het Hof van Justitie EU loopt, en dat het misschien raadzaam is om daar op te wachten.
Lees ook de thema's Non profit: vrijgesteld van btw of toch belast? en Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel?
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 11
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 22 januari