Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de heer X bewust net genoeg geld in de bv achterliet om nutsvoorzieningen en dergelijke te kunnen betalen en de belastingschulden daardoor jarenlang liet oplopen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is enig bestuurder van A bv, die belastingschulden heeft door onbetaalde aanslagen loonheffing en omzetbelasting. X heeft in 2010 tot en met 2014 voor € 295.613 aan de bv onttrokken. Dit betreft zowel overboekingen van factuurbetalingen (inclusief btw) naar zijn privérekening als rechtstreekse betalingen van facturen (inclusief btw) door klanten van de bv op zijn privérekening. In geschil is of X door de ontvanger terecht als bestuurder aansprakelijk is gesteld voor € 192.191. Rechtbank Noord-Holland matigt de aansprakelijkheid met € 5241, omdat de invorderingsrente niet is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam (V-N 2019/42.1.7) oordeelt dat X bewust net genoeg geld in de bv achterliet om nutsvoorzieningen en dergelijke te kunnen betalen en de belastingschulden daardoor jarenlang liet oplopen. De grote structurele onttrekkingen kwalificeren als kennelijk onbehoorlijk bestuur, zodat in het midden kan blijven of X ooit en hoe betalingsonmacht heeft gemeld. Het beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 april

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen