Aan belanghebbende, X bv, is ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning voor het vergroten van een winkelgebouw met parkeergelegenheid een aanslag bouwleges opgelegd van € 223.647,50 bij een heffingsmaatstaf van € 10 mln aan bouwkosten.
Advocaat-generaal IJzerman vindt dat gemeentelijke legesheffing naar een vast percentage van de bouwsom bij grote bouwprojecten kan leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Op grond van het profijtbeginsel is legesheffing naar een proportioneel tarief in beginsel toegestaan, aldus de A-G. Dit laat echter onverlet dat de rechter moet kunnen ingrijpen wanneer de kosten die de gemeente maakt bij het behandelen van de aanvraag extreem lager liggen dan het bedrag aan leges dat de gemeente in rekening brengt. De rechter kan dan besluiten de legesverordening onverbindend te verklaren jegens een bepaalde belastingplichtige. Een andere benadering, zo overweegt de A-G, zou ertoe leiden dat de heffing van leges als contraprestatie voor door de gemeente verrichte diensten, van een retributie zou verworden tot een min of meer geïndividualiseerde bestemmingsheffing. In het onderhavige geval had de gemeente, gelet op de hoogte van het legesbedrag, meer informatie moeten verschaffen over de gemaakte gemeentelijke kosten. Het ontbreken van die informatie wil de A-G voor rekening van de gemeente brengen. Het middel van B&W, gericht tegen de beslissing van het hof over de tariefstelling, faalt gelet op het voorgaande. Verder stemt de A-G ook in met de beslissing van het hof om de verordening wegens schending van de opbrengstnorm onverbindend te achten. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 29 oktober