Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de legessanctie in dit geval niet het gehele legesbedrag raakt.

Belanghebbende, X, vraagt bij de gemeente een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een pand. De heffingsambtenaar legt een legesaanslag op van € 119.451,96 bestaande uit € 156.914,04 leges voor het bouwen, € 1.032,30 leges welstand verminderd met € 38.107,38 (25%) in verband met een eerder ingetrokken aanvraag en verminderd met een korting van € 387 in verband met de legessanctie van art. 3.1 lid 4 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de legessanctie in dit geval niet het gehele legesbedrag raakt. De heffingsambtenaar heeft het legesbedrag van € 387 dat betrekking heeft op diensten die verband houden met het bestemmingsplan (€ 387) in mindering gebracht op het totaal aan leges, omdat het bestemmingsplan ouder is dan tien jaar. Omdat de overige leges geen verband houden met het bestemmingsplan, is het heffen van die leges volgens de rechtbank niet in strijd met art. 3.1 lid 4 Wro. Het gelijk is in dezen aan de heffingsambtenaar. Het beroep van X is echter wel gegrond omdat de heffingsambtenaar heeft erkend dat hij is uitgegaan van een te hoge bouwsom. De aanslag wordt verminderd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet ruimtelijke ordening 3.4-1

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 29 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen