Rechtbank Den Haag oordeelt dat de legesvrijstelling voor monumentale panden geldt voor zowel het monumentale deel van de onroerende zaak als het niet monumentale deel.

Belanghebbende, X bv, vraagt in 2014 bij de gemeente Westland een omgevingsvergunning aan voor de herbestemming van een monumentaal pand tot 21 zorgappartementen. De gemeente verleent de gevraagde vergunning en legt X bv een legesaanslag op van € 41.665. Van dit bedrag ziet € 39.240 op bouwactiviteiten. Volgens de heffingsambtenaar moet bij de leges voor de bouwactiviteiten een onderscheid gemaakt worden tussen bouwactiviteiten die betrekking hebben op het monumentale gedeelte van de onroerende zaak (waarover geen leges verschuldigd zijn) en bouwactiviteiten die betrekking hebben op het niet-monumentale gedeelte van de onroerende zaak (waarover wel leges verschuldigd zijn).

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de legesvrijstelling voor monumentale panden geldt voor zowel het monumentale deel van de onroerende zaak als het niet monumentale deel. De door de heffingsambtenaar voorgestane splitsing volgt noch uit de tekst van de gemeentelijke legesverordening en bijbehorende tarieventabel, noch uit de totstandkoming op de verordening. De rechtbank vermindert de legesaanslag met € 39.240. Het beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 16 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen