Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van een schuldvordering die onder zodanige voorwaarden is aangegaan dat deze in feite functioneert als eigen vermogen van de onderneming van de oud-firmant.

Belanghebbende, de heer X, exploiteert tot begin 2006 in vof-verband een parfumerie. X treedt in dat jaar uit. De andere vennoot, de heer S, zet de winkel voort als eenmanszaak. X verricht advieswerkzaamheden voor S en verhuurt ook een pand aan hem Het kapitaal van X is omgezet in een geldlening van € 167.783. De Rabo-bank eist dat dit een achtergestelde lening is. X rekent de vordering eerst tot zijn box 3 vermogen.. In 2011 staakt S de onderneming. S heeft nimmer enige rente en aflossing aan X betaald. X brengt de vordering in 2011 over naar box 3 en wil deze vervolgens afwaarderen tot nihil. X stelt dat de lening namelijk feitelijk als eigen vermogen fungeert. Dit blijkt volgens hem onder meer uit het feit dat de overeengekomen rente 3% hoger is dan de Rabo-standaardrente. Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van een schuldvordering die onder zodanige voorwaarden is aangegaan dat deze in feite functioneert als eigen vermogen van de onderneming van S. X en S hebben namelijk een aflossingstermijn van vijf jaar en een vast rentepercentage, onafhankelijk van het resultaat van de onderneming van S, afgesproken. Het feit dat de rente steeds achteraf werd bijgeboekt, maakt niet dat deze feitelijk winstafhankelijk was. Bovendien is de vordering van X alleen achtergesteld ten opzichte van de Rabobank en niet bij andere crediteuren. X maakt dus niet aannemelijk dat hij medegerechtigde in de onderneming van S was. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

2

Gerelateerde artikelen