Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat leningen zijn omgezet in informele kapitaalstortingen. De inspecteur heeft het verlies uit aanmerkelijk belang juist vastgesteld.

X heeft een aanmerkelijk belang in een BV, waaraan hij onderhands leningen heeft verstrekt. X stelt in 2018 bij de vereffening van het vermogen van de BV een negatief vervreemdingsvoordeel te hebben behaald van € 412.192. Dit bestaat uit een overdrachtsprijs van nihil minus een verkrijgingsprijs van € 412.192. De verkrijgingsprijs bestaat uit € 74.420 geplaatst kapitaal en voor € 337.772 uit informeel kapitaal. Volgens X zijn de leningen aan de BV onzakelijk omdat bij verstrekking reeds duidelijk was dat de BV deze niet zou terugbetalen. In geschil is de hoogte van het negatief vervreemdingsvoordeel.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de verkrijgingsprijs juist heeft vastgesteld op € 74.420. Twee leningen zijn afgelost met de verkoopopbrengst van de door de BV aan X verkochte bedrijfsuitrusting. Voor het bedrag van deze leningen heeft X geen informele kapitaalstortingen gedaan. In de balans van de laatst ingediende aangifte vennootschapsbelasting is verder geen informele kapitaalstorting noch een schuld aan X opgenomen. Ten slotte maakt X niet aannemelijk dat de betaling van € 150.000 aan de Rabobank ziet op een betaling van een schuld van de BV. X maakt daarmee niet aannemelijk dat leningen zijn omgezet in informele kapitaalstortingen. X' beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.34

Wet inkomstenbelasting 2001 4.21

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 30 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

456

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen