Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is A BTW-ondernemer voor de levering van kavels grond voor bebouwing door de actieve werkzaamheden daarvoor. Twee kavels met resten van funderingen en mestputten zijn bouwterrein, maar A beroept zich terecht op het vertrouwensbeginsel. Uit het Besluit van 19 september 2013, nr. BLKB2013/1686M, V-N 2013/50.21 volgt dat resterende funderingen of muren in de grond tot bebouwde grond leiden. De leveringen van alle drie de kavels zijn daarmee BTW-vrijgesteld.
Belanghebbende (A) verhuurt grond en opstallen (varkensbedrijf) aan een vof. In 2006 koopt A grond elders om daar een (nieuwe) varkenshouderij te stichten. Vanaf 2007 begint A met voorbereidingen om de bestemming van de grond te wijzigen naar woningbouw. A schakelt verschillende bedrijven in om dit te bewerkstelligen en sluit een anterieure grondexploitatie overeenkomst met de gemeente. Uiteindelijk worden de stallen in 2013 leeggeruimd. In 2015 laat A de opstallen grotendeels slopen. A levert de kavels 2, 3 en 4 zonder BTW in rekening te brengen.
Met betrekking tot kavel 2 is in de akte van levering vastgelegd dat A als verkoper zorgdraagt voor sloop van de opstallen en aanvulling met schone grond tot maaiveld. Na juridische levering komen A en koper alsnog overeen dat A eerder oplevert. Koper zorgt dat de resterende funderingen en mestputten na oplevering door A worden verwijderd.
Voor het derde kavel spreekt A af dat koper de aanwezige gebouwen, mestputten en funderingen verwijdert. Het sloopbedrijf brengt offerte uit aan de VOF, maar reikt de factuur uit aan koper, die ook betaalt.
Het vierde kavel wordt geleverd met resten van funderingen en mestputten, die voor rekening en risico van koper worden verwijderd.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant handelt A met betrekking tot de verkoop van de kavels als BTW-ondernemer. A wint namelijk advies in en benadert op basis daarvan actief de gemeente om een bestemmingswijziging te realiseren. A splitst het onroerend goed in kavels, laat sloophandelingen verrichten en riolering en een toegangsweg aanleggen. Doordat A grond op zo’n manier geschikt maakt als bouwterrein, is hij BTW-ondernemer.
Van de geleverde kavels kwalificeren kavel 2 en kavel 4 als bouwterrein. De gewijzigde afspraken na juridische levering bij kavel 2 worden wel in aanmerking genomen, omdat ze voor oplevering aan koper zijn gemaakt en nagekomen. Volgens de rechtbank zijn de funderingen en mestputten onder maaiveld echter geen bebouwing, omdat ze geen functie als gebouw meer kunnen vervullen.
Kavel 3 is volgens de rechtbank wel bebouwde grond. Naast funderingen en mestputten zijn ook enkele muren boven het maaiveld aanwezig, en heeft het sloopbedrijf aan koper geoffreerd een spantgeraamte cq spantbenen te verwijderen. De inspecteur toont onvoldoende aan dat de aanwezige bebouwing geen functie van een gebouw meer kon vervullen.
De rechtbank beslist verder dat A zich terecht beroept op het vertrouwensbeginsel. In het Vastgoedbesluit (Besluit van 19 september 2013, nr. BLKB2013/1686M, V-N 2013/50.21) staat namelijk in paragraaf 4.3.3 dat gedeeltelijke sloop niet tot onbebouwde grond leidt. Verder staat er (voetnoot 21) “Bij een gedeeltelijke sloop is op of in de grond nog een constructie aanwezig (bijvoorbeeld (resten van) muren en/of fundering).” Een beroep op het vertrouwensbeginsel is ook mogelijk als A zich niet volledig conform dit vertrouwen heeft gedragen, doordat BTW op kosten in aftrek is gebracht
De in aftrek gebrachte BTW op kosten met betrekking tot de kavels wordt herzien. De overgelegde administratie vanaf 2011 is niet geheel duidelijk, maar A krijgt het voordeel van de twijfel. Belanghebbende heeft geen administratie over 2008 tot en met 2010 overgelegd. Dat komt voor risico van behanghebbende. Alle geclaimde vooraftrek over deze jaren wordt herzien.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 juli