De Hoge Raad overweegt dat de levering van een verhypothekeerd motorpassagiersschip aan X bv onder het bereik van de verleggingsregeling valt.

X bv heeft op 18 december 2007 een koopovereenkomst gesloten ter zake van de levering van een uit een faillissement afkomstig motorpassagiersschip. In de koopovereenkomst is onder meer vermeld dat de koopprijs inclusief omzetbelasting is. Het schip is in januari 2008 geleverd. Direct voorafgaand aan de levering is op het schip een recht van hypotheek gevestigd. Aan X bv wordt geen teruggaaf van omzetbelasting verleend. Volgens de inspecteur is de omzetbelasting betreffende de levering van het schip namelijk ten onrechte aan X bv in rekening gebracht. De verleggingsregeling (die op 1 januari 2008 is ingegaan) van art. 24ba, eerste lid, onderdeel d Uitv.besl. OB 1968 (levering van een in zekerheid gegeven zaak aan een ondernemer tot executie van die zekerheid) had moeten worden toegepast. X bv komt in beroep. Rechtbank 's-Gravenhage beslist dat de verleggingsregeling van toepassing is en verklaart het beroep ongegrond. Hof 's-Gravenhage beslist echter op het hoger beroep van X bv dat de verleggingsregeling niet van toepassing is. De enkele omstandigheid dat de bank en de Belastingdienst hebben ingestemd met de verkoop van het schip, brengt naar het oordeel van het hof de levering van het schip niet onder de werking van de verleggingsregeling. De Staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad overweegt dat de levering ingevolge een verkoop in het kader van een oneigenlijke lossing - daaronder begrepen de verkoop waarmee de hypotheekhouder heeft ingestemd – moet worden aangemerkt als een levering tot executie van zekerheid, bedoeld in artikel 24ba, lid 1, letter d, van het Uitvoeringsbesluit OB 1968. (vgl. HR 25 februari 2011, nr. 10/01435, LJN BO7109, V-N 2011/18.16, onderdeel 3.4).  Het hof heeft vastgesteld dat de verkoop en de levering van het schip aan X bv hebben plaatsgevonden met instemming van de hypotheekhouders (de bank en de Belastingdienst). De verkoop en de levering hebben dan plaatsgehad in het kader van oneigenlijke lossing, zodat met betrekking tot de levering in beginsel de verleggingsregeling van toepassing is. Het beroep in cassatie is gegrond. Verwijzing volgt naar Hof Amsterdam voor een behandeling van de door het hof onbehandeld gelaten stellingen van X bv.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 maart

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen