Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur belanghebbendes lijfrenteaanspraak terecht belast, nu er geen bijzondere omstandigheden zijn die verlenging van de wettelijke termijn rechtvaardigen.
X bedingt in 1997 een stakingslijfrente bij A bv. Op 4 augustus 2011 wordt X 65 jaar. X krijgt op dat moment de beschikking over het lijfrentekapitaal. X moet hiervoor uiterlijk 31 december 2012 een lijfrente bedingen. X bedingt geen lijfrente, omdat hij wil aanzien of de resultaten van de bv verbeteren. De inspecteur legt in 2017 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting IB/PVV 2012 op. Daarbij belast hij de waarde van de lijfrenteaanspraak van € 71.402. Volgens Rechtbank Noord-Holland is dat terecht. In hoger beroep is in geschil of de lijfrenteaanspraak per 31 december 2012 belast is.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de lijfrenteaanspraak terecht belast. Het hof verwerpt X' stelling dat er bijzondere omstandigheden zijn die verlenging van de wettelijke termijn van art. 3.133 lid 3 Wet IB 2001 rechtvaardigen. X had binnen de wettelijke termijn de lijfrente kunnen doen ingaan, bijvoorbeeld via verrekening met zijn rekening-courantschuld. X' hoger beroep is ongegrond.
Kijk ook de video over lijfrente op TaxVisions.nl.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i
Wet inkomstenbelasting 2001 3.133
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Invordering
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 26 juli