De Hoge Raad oordeelt dat de ongelijke behandeling niet discriminerend is. Vanwege de uitvoerbaarheid van de wetgeving is er namelijk uitdrukkelijk van afgezien om voor de inkomensafhankelijke ZVW-bijdrage rekening te houden met draagkrachtverminderende factoren.
X en zijn echtgenote exploiteren een café dat in 2016 is gestaakt. De door X bedongen lijfrentepremie kan volgens de inspecteur wel in mindering komen op zijn belastbare inkomen, maar niet op de grondslag van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. X stelt te worden gediscrimineerd, omdat bij andere Zvw-verzekerden de opbouw van oudedagsvoorzieningen, zoals bij pensioenopbouw en FOR-dotaties, wel aftrekbaar is. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur onder verwijzing naar HR 23 november 2018, 17/03140, V-N 2018/62.5 in het gelijk. X gaat in (sprong)cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de ongelijke behandeling niet discriminerend is. Vanwege de uitvoerbaarheid van de wetgeving is er uitdrukkelijk van afgezien om voor de inkomensafhankelijke bijdrage rekening te houden met draagkrachtverminderende factoren. Hiervan kan niet worden gezegd dat dit een redelijke grond mist of dat de wetgever zijn ruime beoordelingsvrijheid heeft overschreden. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Lees ook de thema's Lijfrenten en Stakingswinst.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.67
Wet inkomstenbelasting 2001 3.18
Wet op de loonbelasting 1964 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 februari
Carrousel: Carrousel