Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag terecht alleen een rentecomponent voor de ingegane lijfrente in aftrek heeft toegelaten. Voor zover de lijfrentetermijnen zien op het kapitaalcomponent vormen zij geen kosten van reguliere voordelen.

Belanghebbende, X, koopt de aandelen A NV voor € 8,7 mln. van stichting Q. Zij blijft de koopsom schuldig. Verder neemt X twee lijfrenteverplichtingen van Q over voor € 8,2 mln. Z, de vader van X, is de begunstigde van deze lijfrenteverplichtingen. Ook neemt X nog een schuld van € 480.000, die Q aan A NV had, over. Dit tegen schuldigerkenning door Q aan X. Q en X verrekenen vervolgens hun vorderingen en schulden. Eind 2017 levert X de aandelen A NV aan de door haar opgerichte stichting P, waarop A NV in 2017 wordt geliquideerd. Een liquidatie-uitkering van € 9,3 mln. wordt aan X toegekend. In haar IB-aangifte verantwoordt X een ab-inkomen van € 200.000 (€ 8,9 mln. -/- € 8,7 mln.). Bij de berekening van de overdrachtsprijs houdt X ook rekening met de in 2016 en 2017 aan haar vader uitgekeerde lijfrentetermijnen van € 375.000. De inspecteur acht echter alleen maar de rentecomponent van de uitgekeerde lijfrentetermijnen van € 35.000 aftrekbaar. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de lijfrenteverplichtingen niet als kosten in aftrek kunnen worden gebracht op het ab-inkomen. De lijfrentetermijnen zijn geen kosten die zijn gemaakt in verband met de aandelen in A NV. Zij kunnen dan ook niet de kostprijs van de aandelen in A NV verhogen.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag terecht alleen een rentecomponent voor de ingegane lijfrente in aftrek heeft toegelaten. Voor zover de lijfrentetermijnen zien op het kapitaalcomponent vormen zij geen kosten van reguliere voordelen. Het hof overweegt daarbij dat een lijfrente enerzijds bestaat uit een rentecomponent en anderzijds uit een kapitaalcomponent. Met de kapitaalcomponent wordt het prijsgegeven kapitaal als het ware geleidelijk terugbetaald. Voor zover de lijfrentetermijnen zien op deze kapitaalcomponent vormen zij geen kosten van reguliere voordelen, net zomin als aflossingen op geldleningen kosten van reguliere voordelen zijn. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.21

Wet inkomstenbelasting 2001 4.15

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 28 april

Informatiesoort: VN Vandaag

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen