Hof Den Haag oordeelt dat het logeerhuis van Stichting X in hoofdzaak als woning kwalificeert volgens art. 220a Gemeentewet, waardoor de aanslagen OZB voor niet-woningen onterecht zijn opgelegd.

Stichting X is eigenaar van een logeerhuis voor families van zieke kinderen in een nabijgelegen ziekenhuis. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor 2020 en 2021 vast per beschikking en gebruikt voor de bepaling van de restwaarde de Taxatiewijzer (deel 9 Verzorging). Ook legt hij OZB-aanslagen op voor eigenaren en gebruikers van niet-woningen. Stichting X betwist de kwalificatie van het object als niet-woning en stelt dat het logeerhuis in hoofdzaak tot woning dient, gezien faciliteiten zoals slaapkamers, woonkamers, wasruimtes en keukens. In hoger beroep is in geschil of het logeerhuis kwalificeert als woning in de zin van art. 220a Gemeentewet en de woondelenvrijstelling van toepassing is.

Hof Den Haag oordeelt dat het logeerhuis in hoofdzaak tot woning dient, omdat de woonfunctie overheersend is en de faciliteiten volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het door stichting X geschetste scenario waarin 70,7% van het logeerhuis als woningdeel wordt aangemerkt, wordt gevolgd. De aanslagen OZB voor gebruikers zijn ten onrechte opgelegd. Daarnaast zijn de aanslagen voor eigenaren ten onrechte opgelegd naar het tarief voor niet-woningen. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde niet te hoog vastgesteld omdat er geen reden is af te wijken van de Taxatiewijzer. Stichting X wordt een proceskostenvergoeding voor bezwaar en beroep toegekend.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Editie: 8 november

Informatiesoort: VN Vandaag

180

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen