Stichting X huurt een onroerende zaak (logeerhuis) en gebruikt deze om kinderen in de leeftijd van 6 tot 18 jaar, die doordeweeks elders bij ouders, een pleeggezin of een instelling verblijven, in het weekend onderdak te bieden. Het logeerhuis ligt in een woonwijk en heeft aan de voorzijde het uiterlijk van vijf aaneengesloten eengezinswoningen. De heffingsambtenaar van de gemeente Smallingerland merkt de onroerende zaak aan als een niet-woning. X is het hier niet mee eens.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het logeerhuis voor de OZB-heffing een woning is. Het logeerhuis is naar aard en inrichting zowel bestemd als geschikt om voor menselijke bewoning te dienen. Tevens wordt voldaan aan het duurzaamheidsvereiste. Hierbij is niet van belang dat, zoals de inspecteur stelt, de kinderen slechts gemiddeld twee tot vier nachten per maand in het logeerhuis verblijven. Volgens het hof zijn niet de duur en de frequentie van het feitelijke verblijf van belang, maar gaat het erom of uit de aard en inrichting, en daarmee de bestemming, van de onroerende zaak voortvloeit dat deze zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen. Dat naast onderdak ook zorg wordt verleend aan de in het logeerhuis verblijvende kinderen, is verder niet van belang. De aan X opgelegde aanslag in de gebruikersbelasting moet vervallen.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 4 mei