Hof Den Haag oordeelt dat X het loon heeft genoten. Het loon is namelijk vorderbaar en inbaar geworden, door verrekening met de schuld aan de bv. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Belanghebbende, X, is dga van Y bv. Volgens de VPB-aangifte 2014 heeft X een schuld van € 775.000 aan zijn bv. Over 2016 is aan X een loon toegekend van € 19.047 en een pensioen van € 12.985. In verband met de slechte financiële situatie heeft Y bv dit echter niet aan X uitbetaald. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2016 van X, waarin hij zijn loon en pensioen niet heeft aangegeven.
Hof Den Haag (V-N 2020/4.1.2) oordeelt dat X het loon heeft genoten. Het loon is namelijk vorderbaar en inbaar geworden. Het hof overweegt daarbij dat X het, als dga, in zijn macht had om over de loonvordering te beschikken. Ook dat X inmiddels in zwaar financieel weer verkeert, is geen argument om te beslissen dat het loon niet is genoten. De wet biedt geen mogelijkheden om daar rekening mee te houden bij het beantwoorden van de vraag of het loon is genoten. De aanslag blijft in stand.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 19 mei