Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X belastingplichtig is in Nederland. X maakt namelijk niet aannemelijk dat zij met haar werkgever is overeengekomen dat zij binnen de normale arbeidstijd werkzaamheden buiten Nederland zou verrichten.

Belanghebbende, X, woont in België en werkt in dienstbetrekking bij A in Nederland. X is van mening dat zij niet belastingplichtig is in Nederland, en bestrijdt de voorlopige aanslag IB voor het jaar 2008 tot aan de Hoge Raad (22 mei 2015, nr. 14/05551). De Hoge Raad stelt X in het ongelijk. X komt ook op tegen de definitieve IB-aanslagen voor de jaren 2008 en 2010.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X belastingplichtig is in Nederland. X maakt volgens de rechtbank namelijk niet aannemelijk dat zij met A is overeengekomen dat zij binnen de normale arbeidstijd werkzaamheden buiten Nederland zou verrichten. De rechtbank overweegt daarbij dat A heeft verklaard dat alle werkzaamheden in Nederland plaatsvonden. Verder merkt de rechtbank nog op dat ook niet is gebleken dat X in België belasting heeft betaald over (een deel van) haar salaris. Dat in België een aanvullende gemeentebelasting over het salaris wordt geheven, telt niet als belastingheffing in deze zin. Het gelijk is aan de inspecteur. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 7.2

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 januari

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen