Rechtbank Overijssel rekent het X aan dat hij twee en een half jaar is doorgegaan met zijn bedrijf terwijl hij de wetenschap had dat hij de belasting niet kon betalen en ook daadwerkelijk niet betaalde.

X start in 2016 met het uitlenen van Roemeense werknemers. Medio 2017 verschuift hij deze werkzaamheden naar een door hem opgerichte bv. Aanvankelijk factureert X zijn enige opdrachtgever met 21% omzetbelasting, dit wordt altijd voldaan. In de aangiften omzetbelasting over 2016 en het eerste kwartaal 2017 draagt X te weinig omzetbelasting over de gefactureerde omzet af. Hierna factureert hij met de regeling “BTW verlegd”. X betaalt de salarissen maar verzuimt aangiften loonbelasting in te dienen. Het verzuim strekt zich over de gehele periode dat hij vanuit zijn eenmanszaak handelde (2016 tot medio 2017) en de periode dat hij hier als feitelijk leidinggevende van de bv (tot en met september 2018) verantwoordelijk voor was. De officier van justitie vordert een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar voor het feit dat X over voormelde periode opzettelijk de omzetbelasting onjuist en/of onvolledig en de loonbelasting niet of niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan waardoor te weinig belasting is geheven.

X legt ter zitting een bekentenis af en verklaart dat hij niet uit winstbejag handelde. Vanwege de slechte betaling van de opdrachtgever heeft hij voorrang gegeven aan uitbetaling van salarissen in plaats van de belasting.

Rechtbank Overijssel komt, mede door de bekentenis, tot bewezenverklaring van de misdrijven en rekent het X aan dat hij twee en een half jaar is doorgegaan met zijn bedrijf terwijl hij de wetenschap had dat hij de belasting niet kon betalen en ook daadwerkelijk niet betaalde. De samenleving is hierdoor een fors bedrag aan belasting misgelopen. X heeft door zijn handelen anderen die op correcte wijze aangifte doen bij de Belastingdienst en de belasting afdragen, benadeeld in hun concurrentiepositie. De rechtbank legt naast een werkstraf van 240 uur een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op en ziet geen reden af te wijken van de wettelijke proeftijd van drie jaar.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 72

Algemene wet inzake rijksbelastingen 69

Algemene wet inzake rijksbelastingen 68

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht

Instantie: Rechtbank Overijssel

Editie: 19 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen