X is een Luxemburgs ‘Fonds Commun de Placement', en houdt aandelen in Nederlandse ondernemingen. Op het dividend dat op de aandelen wordt uitgekeerd, wordt 15% dividendbelasting ingehouden. X verzoekt om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van de ingehouden Nederlandse dividendbelasting. Volgens het hof is X namelijk rechtens niet vergelijkbaar met een in Nederland gevestigde beleggingsinstelling, zoals bedoeld in art. 28 Wet VPB 1969 (fbi). Volgens het hof kan een in het buitenland gevestigde beleggingsinstelling alleen vergelijkbaar zijn met een fbi als de in dat buitenland geldende fiscale regeling eveneens leidt tot heffing ter zake van, al dan niet gefingeerde, dividenduitkeringen, dan wel vermogensaanwas ten gevolge van winstreserveringen, van alle aandeelhouders in de beleggingsinstelling. Aangezien X en de inspecteur het er over eens zijn dat de Luxemburgse regelgeving niet voorziet in een heffing over feitelijke dividenduitkeringen dan wel niet-uitgekeerde winsten, is X rechtens onvergelijkbaar met een in Nederland gevestigde beleggingsinstelling. Ook is X volgens het hof niet vergelijkbaar met een in Nederland gevestigd belastingsubject dat op grond van art. 10 lid 1 Wet DB recht zou hebben op volledige teruggaaf van dividendbelasting. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 10
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 31 januari