Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht geen teruggaaf van dividendbelasting heeft verleend aan de in Luxemburg gevestigde X. Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021 volgt dat X niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering.
De inspecteur wijst het verzoek van de in Luxemburg gevestigde X om teruggaaf van dividendbelasting voor het jaar 2013 af. X stelt op grond van EU-recht dat zij recht heeft op een teruggaaf omdat zij vergelijkbaar is met een fbi.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht geen teruggaaf van dividendbelasting heeft verleend aan de in Luxemburg gevestigde X. Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021 (19/00104, V-N 2021/17.10) volgt dat X niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De Hoge Raad heeft in dit arrest beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door de omstandigheid dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Er is verder ook geen reden om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen. Het gelijk is aan de inspecteur. X' beroep is ongegrond.
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 11a
Wet op de dividendbelasting 1965 10
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Dividendbelasting
Editie: 22 februari
Informatiesoort: VN Vandaag