Het geschil betreft een WOZ-beschikking. De rechtbank stelt dat de nieuwe belastingsamenwerking niet gemachtigd is om op te treden namens de heffingsambtenaar van de gemeente. Op 10 april 2019 heeft de directeur van de oude belastingsamenwerking de rechtbank laten weten dat een andere belastingsamenwerking per 1 januari 2020 namens de gemeenten op mag treden en diens taken zal overnemen. Op 31 oktober 2019 heeft de rechtbank de colleges van de gemeenten gevraagd wie de lopende bezwaren en beroepen zal behandelen met name die tegen besluiten welke de oude belastingsamenwerking heeft genomen. De gemeenten hebben hierop gereageerd per brieven van 12 en 18 november 2019 dat dit de nieuwe belastingsamenwerking is. De rechtbank stelt ter zitting op 14 februari 2020 dat de daar overgelegde machtiging niet toereikend is en de nieuwe belastingsamenwerking derhalve niet op kan treden namens de gemeente.
Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat de mededeling van de oude vertegenwoordigingsbevoegde belastingsamenwerking dat diens taken overgenomen worden door een nieuwe belastingsamenwerking in combinatie met een machtiging van de heffingsambtenaar ten tijde van de zitting voldoende zijn om te stellen dat de nieuwe belastingsamenwerking gemachtigd is. In een latere brief in november 2019 laat de gemeente namens wie het besluit is genomen daarnaast weten dat de nieuwe belastingsamenwerking de taken overneemt. Het hoger beroep is gegrond, het gelijk is aan de heffingsambtenaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:24
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 februari