Belanghebbende, X woont met zijn (ex)partner Y samen. Per 1 april 2011 beëindigen zij de relatie en vertrekt Y uit de gezamenlijke woning. X blijft tot de verkoop van de woning in december 2011 in de woning wonen. X betaalt vanaf 1 april 2011 alle hypotheekrente. X is juridisch eigenaar van de woning. De hypotheek staat voor 50% zowel op naam van X als op naam van Y. X en Y hebben afgesproken dat alle kosten, lasten en voordelen, en de verkoopwinst van de woning worden gedeeld. In de aangifte IB 2011 brengt X het gehele bedrag van de in 2011 betaalde hypotheekrente van de eigen woning in aftrek. De inspecteur neemt slechts de helft van het bedrag in aanmerking.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Inspecteur terecht maar de helft van het bedrag in aanmerking heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat Y economisch eigenaar is van de helft van de woning, zodat (het aandeel van Y) in de eigen woning na haar vertrek nog wordt aangemerkt als eigen woning en haar aandeel in de hypotheekrente aftrekbaar blijft. X heeft alleen recht op aftrek van zijn aandeel. In de aangifte kiezen X en Y in 2011 niet voor fiscaal partnerschap, daardoor kunnen zij de aftrek niet aan een van beiden toedelen. Het gegeven dat de hypotheekrente vanaf 1 april 2011 geheel door X is betaald, maakt niet dat het hele bedrag dan ook bij hem aftrekbaar is. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 24 januari