Belanghebbende, de heer X, heeft een eenmanszaak en ontwikkelt innovaties op het terrein van kunststoffen. Begin 2010 sluit X namens een bv in oprichting (E bv i.o.) een managementovereenkomst met F bv, die in dezelfde branche werkzaam is. X verricht aldus werkzaamheden voor F bv en krijgt een vaste (geïndexeerde) maandvergoeding van € 7.784. E bv wordt echter niet opgericht en X beschikt ook niet over de vereiste verklaring arbeidsrelatie (VAR). X geeft de vergoeding van F bv aan als winst uit onderneming. Volgens de inspecteur is sprake van loon uit dienstbetrekking en legt IB-navorderingsaanslagen over 2010 en 2011 op, alsmede vergrijpboetes. Volgens Rechtbank Gelderland maakt de inspecteur niet aannemelijk dat X grove schuld kan worden verweten. X had namelijk een belastingadviseur ingeschakeld die ‘alles zou regelen’. De vaste maandvergoeding, die ook tijdens ziekte en vakantie werd uitbetaald, duidt op een dienstbetrekking. X stelt in hoger beroep dat hij vanwege zijn bijzondere deskundigheid een zeer grote vrijheid heeft.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de arbeidsverhouding met F bv ook kwalificeert als een fictieve dienstbetrekking (art. 2c Uitv. besl. LB 1965), zodat in het midden kan blijven of er een gezagsverhouding is. Er wordt namelijk persoonlijke arbeid verricht op doorgaans vier tot vijf dagen per week. Het maakt niet uit dat X voor eigen rekening en risico (ontwikkelings)activiteiten verricht waarvan de (negatieve) inkomsten wel kwalificeren als winst uit onderneming. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 mei