Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de mate waarin grieven gegrond worden bevonden niet bepalend is voor de hoogte van de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding.

X gaat in bezwaar en beroep tegen de WOZ-beschikking 2012 van de gemeente Bergeijk. Rechtbank Oost-Brabant verwerpt zijn grieven betreffende de WOZ-waarde. Het beroep is echter gegrond omdat de heffingsambtenaar ten onrechte de kosten van het bezwaar niet heeft vergoed. De rechtbank kent een proceskostenvergoeding voor het beroep toe, waarbij wordt uitgegaan van wegingsfactor 0,25, omdat het beroep slechts gegrond is ten aanzien van een beslissing betreffende de vergoeding van de bezwaarkosten.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank de wegingsfactor voor de proceskosten ten onrechte heeft bepaald op 0,25. Het hof overweegt dat de uitkomst van de beoordeling van het gewicht van een zaak in overeenstemming moet zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandsverlener. De uitkomst van die beoordeling is naar het oordeel van het hof in beginsel niet afhankelijk van de mate waarin grieven gegrond worden bevonden. Het hof verhoogt de wegingsfactor voor het beroep in eerste aanleg naar 1 en stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 7:15-2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 24 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen