De heer X en A bv zijn aansprakelijk gesteld voor de aan de fiscale eenheid A bv c.s. opgelegde naheffingsaanslagen. Zowel X als A bv vechten hun aansprakelijkstelling aan. Rechtbank Haarlem vermindert de aansprakelijkstelling, aangezien deze ook uit de verzuimboetes en kosten bestaat en doet zulks ten aanzien van X en A bv in één gezamenlijke uitspraak. A bv gaat tegen deze uitspraak pro forma in hoger beroep, doch trekt dit later in. In geschil is de aansprakelijkstelling van X.
Hof Amsterdam oordeelt dat het hoger beroep van A bv de gehele uitspraak van de rechtbank omvat en dat dus ook namens X hoger beroep is ingesteld. Het hoger beroep van X is daarmee ontvankelijk. Verder overweegt het hof dat X en A bv nooit aan de voorwaarden hebben voldaan om te worden aangewezen als één ondernemer in de zin van art. 7, vierde lid, Wet OB 1968. Dit brengt mee dat de tenaamstelling van de aanslagen onjuist is. De aansprakelijkstelling wordt alsnog vernietigd. Het maakt niet uit dat destijds zowel tegen de fe-beschikking als de aanslagen geen bezwaar is aangetekend. Het beroep van X is gegrond. De uitspraak van de rechtbank ten aanzien van A bv blijft overigens volledig in stand, aangezien deze het hoger beroep heeft ingetrokken.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting, Invordering
Instantie: Hof Amsterdam (Meervoudige belastingkamer), Hof Amsterdam
Editie: 12 juli