De heer X doet BPM-aangifte ter zake van een ingevoerde auto. Er is € 6.543 voldaan. X maakt bezwaar tegen de voldoening. De inspecteur vermindert de verschuldigde BPM met € 810 en geeft een forfaitaire bezwaarkostenvergoeding van € 244. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het beroep van X ongegrond. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn krijgt X wel een immateriële schadevergoeding van € 1.000. X stelt in hoger beroep dat de rechtbank met betrekking tot de immateriële schadevergoeding ten onrechte samenhang met andere procedures van X heeft aangenomen en dat hij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat gelet op de overlap in grieven de andere procedures van X terecht als samenhangend zijn aangemerkt en dat de immateriële schadevergoeding dus terecht is gematigd. X is voorts niet benadeeld door het achterwege laten van het hoorgesprek. De inspecteur is namelijk volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar. Ook overigens was er geen verschil van inzicht over de feiten en omstandigheden. X stelt wel terecht dat de inspecteur de immateriële schadevergoeding uiterlijk vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank had moeten betalen en dat hij dus ook wettelijke rente is verschuldigd tot aan de dag van de algehele voldoening (zie HR 26 februari 2016, nr. 14/05747, V-N 2016/14.4). Dit is echter onvoldoende reden om een procesvergoeding toe te kennen of de inspecteur te verplichten het griffierecht te vergoeden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 14 september