Op 24 maart 2004 doet X bv een aanvraag voor een gefaseerde bouwvergunning fase 1 bij de gemeente Zaanstad. Met dagtekening 12 september 2005 wordt een (eerste) aanslag bouwleges, belastingjaar 2004, opgelegd van € 352.548. De bouwvergunning fase 1 is een jaar na aanvraag nog niet afgegeven. Inmiddels is de bouwregelgeving gewijzigd. De gemeente deelt X bv mee dat wanneer er een aanvraag fase 2 wordt ingediend, deze moet voldoen aan de nieuwe bouwregelgeving. Dit zou voor X bv aanzienlijke extra kosten met zich meebrengen. Om deze extra kosten te vermijden en alsnog onder de oude regelgeving te kunnen bouwen, verzoekt X bv op 14 november 2005 de gefaseerde aanvraag van 2004 "om te zetten". Bij brief van 23 december 2005 deelt de gemeente aan X bv mee dat de aanvraag fase 1 omgezet wordt in een reguliere niet-gefaseerde aanvraag. Ter zake van deze aanvraag wordt met dagtekening 6 juni 2006 een (tweede) aanslag bouwleges, belastingjaar 2004, opgelegd van € 690.200. Bij besluit van 25 juli 2006 wordt de tweede aanslag ambtshalve verminderd tot € 345.100, aldus gemotiveerd: "Bovenstaande aanslag blijkt tot een te hoog bedrag te zijn vastgesteld. Uw aanvraag om een vergunning fase 1 (planologische vergunning) is omgezet in een aanvraag om een reguliere vergunning. Daarom had alleen het bedrag nagevorderd moeten worden dat nog niet was opgelegd voor de technische beoordeling".
De Hoge Raad stemt in met het hofoordeel dat in dit geval geen sprake is van een ontoelaatbare tweede primitieve aanslag ter zake van hetzelfde belastbare feit. Een redelijke toepassing van de tarieventabel 2005 (die de Hoge Raad ambtshalve van toepassing verklaart in plaats van die van 2004) brengt echter met zich mee dat de onderhavige situatie – waarin een in 2004 aangevraagde bouwvergunning 1e fase in december 2005 is "omgezet" in een aanvraag reguliere bouwvergunning – gelijk moet worden behandeld als een aanvraag van een bouwvergunning in twee fasen. Het voorgaande betekent een vermindering van de leges tot € 213.321. Dat op de kennisgeving 2004 als belastingjaar vermeld staat kan niet leiden tot vernietiging, aangezien bij een kennisgeving leges de vermelding van een tijdvak van heffing geen essentieel vereiste is.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 11 februari