De heer X koopt in 2011 een gebruikte auto in Duitsland. X voldoet BPM op aangifte. In geschil is de voldoening op aangifte en of later terecht een naheffingsaanslag is opgelegd. Na bezwaar is wegens strijdigheid van de 12% regeling met het EU-recht een teruggaaf op de aangifte verleend van € 204. Voorts is € 1 heffingsrente vergoed. Rechtbank Gelderland vermindert de naheffing tot € 552. De inspecteur moet rente vergoeden over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde BPM en eindigt op de dag waarop het betreffende bedrag is c.q. wordt terugbetaald. Wegens overschrijding van de redelijke termijn krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 500. Aangezien de gemachtigde van X een groot aantal samenhangende bezwaren had ingediend, kon de inspecteur voor de voldoening op aangifte volstaan met een bezwaarkostenvergoeding van € 54,50. Het bezwaar tegen de naheffing is echter niet samenhangend. De totale (forfaitaire) proceskostenvergoeding voor bezwaar en beroep wordt vastgesteld € 2.001,50 (inclusief de reeds betaalde € 54,50). Partijen gaan in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de onderhavige forfaitaire proceskostenvergoeding de in redelijkheid gemaakte kosten ver zou overtreffen zodat deze wordt gematigd. € 56.940 voor 39 samenhangende zaken staat in geen verhouding tot de inspanningen van de beroepsmatige rechtsbijstandverlener. De proceskostenvergoeding met betrekking tot het bezwaar en beroep ter zake van naheffingsaanslag wordt verlaagd tot € 400. Het hoger beroep van de inspecteur is in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 14 maart