Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur met een schermprint van zijn interne bezwaarsysteem niet aannemelijk maakt dat de verdagingsbrief naar X BV is verzonden. Zij heeft recht op de maximale dwangsom van € 1442.

X BV maakt in april 2021 pro-forma bezwaar tegen de VPB-aanslag over 2018. In juni 2021 wordt de inspecteur in gebreke gesteld en hij wordt verzocht om alsnog binnen twee weken een beslissing te nemen. De inspecteur heeft naar eigen zeggen al in mei 2021 een verdagingsbrief naar X BV gestuurd, zodat de beslistermijn zou zijn opgeschort. X BV stelt deze brief niet te hebben ontvangen. In geschil is of X BV recht heeft op een dwangsom.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur met een schermprint van zijn interne bezwaarsysteem niet aannemelijk maakt dat de verdagingsbrief is verzonden. Het inboeken van een verzenddatum in dat systeem houdt namelijk niet meer in dan dat de brief in het postvak ter verzending is neergelegd. Het maakt niet uit dat het bezwaar niet was gemotiveerd. De inspecteur beroept zich ter zake vergeefs op overmacht. X BV heeft recht op de maximale dwangsom van € 1442, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021. X BV krijgt geen immateriële schadevergoeding, omdat de dwangsom is bedoeld om de inspecteur aan te sporen een beslissing te nemen. De procedure hierover levert geen financieel belang op ter zake waarvan spanning en frustratie kan bestaan.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 29 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

398

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen