De rechtbank doet ten onrechte uitspraak ten aanzien van twee personen, terwijl de WOZ-beschikking tot één persoon was gericht. Het hof vernietigt om die reden de uitspraak van de rechtbank.

Belanghebbenden, X en Y, hebben de gezamenlijke eigendom en het gebruik van een woning. De WOZ-beschikking 2015 is gericht aan X. Belanghebbende maken in één brief bezwaar en verzoeken om verhoging van de waarde in verband met het verkrijgen van financiering. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. De uitspraak op bezwaar is gericht aan X. Rechtbank Overijssel oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het verkrijgen van financiering voor een woning is niet een belang zoals bedoeld in art. 28 lid 1 van de Wet WOZ (tekst na 1 oktober 2015), omdat dit belang geen verband houdt met de doorwerking van een wettelijk voorschrift.

Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigt de uitspraak van de rechtbank op formele gronden. Het hof overweegt dat in dit geval twee belanghebbenden (X en Y) bezwaar hebben gemaakt tegen de WOZ-beschikking die uitsluitend was gericht aan X. De heffingsambtenaar heeft alleen op het bezwaar van X beslist. De rechtbank had moeten constateren dat op het bezwaar van Y nog geen uitspraak was gedaan en had het beroep van Y om die reden niet-ontvankelijk moeten verklaren. Ten aanzien van X had de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak moeten beslissen. De bestreden uitspraak van de rechtbank met één registratienummer, waarin voor beide belanghebbenden uitspraak is gedaan, kan, gelet op de wetssystematiek, niet in stand blijven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 28

Wet waardering onroerende zaken 24-4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 8 maart

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen