Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat een medebelanghebbendebeschikking op grond van art. 28 Wet WOZ een nieuwe waardevaststelling behelst en niet slechts een bekendmaking van een reeds eerder ten aanzien van een ander genomen WOZ-beschikking.
Belanghebbende, X, wordt na het overlijden van zijn vader in 2012 samen met zijn zus eigenaar van een woning. De WOZ-beschikking 2016 met een waarde van € 517.000 is gericht aan de gezamenlijke erfgenamen. X wil echter een beschikking op eigen naam. Die eigen WOZ-beschikking krijgt hij ook, met een waarde van € 475.000.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat een medebelanghebbendebeschikking op grond van art. 28 Wet WOZ een nieuwe waardevaststelling behelst en niet slechts een bekendmaking van een reeds eerder ten aanzien van een ander genomen WOZ-beschikking. Het hof verwijst naar een vergelijkbare beslissing die de Hoge Raad heeft genomen inzake een subjectmutatiebeschikking ex. art. 26 van de Wet WOZ (HR 21 juni 2013, V-N 2013/38.7). Het staat de heffingsambtenaar dus vrij om in de medebelanghebbendebeschikking de WOZ-waarde lager vast te stellen dan in de initiële beschikking. Het hof ziet ook niet in hoe X door de lagere waarde in zijn belangen is geschaad. Deze verlaagde WOZ-waarde van € 475.000 acht het hof niet te hoog, zodat het hoger beroep van X ongegrond is.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 28
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 7 november