X maakt via een webformulier bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Via e-mail deelt de heffingsambtenaar mee dat bezwaarschriften alleen per post of via de gemeentelijke website (met DigiD) kunnen worden ingediend. X merkt deze reactie aan als een schriftelijke weigering om een besluit te nemen en gaat in beroep. In beroep verklaart de heffingsambtenaar het bezwaarschrift niet-ontvankelijk.
Rechtbank Den Haag oordeelt allereerst dat de e-mail van de heffingsambtenaar niet aangemerkt kan worden als een weigering om een besluit te nemen. Het door X gebruikte e-mailadres staat niet open voor het maken van bezwaar. Dit betekent dat met die e-mail (nog) geen ontvankelijk bezwaar was gemaakt. De e-mail van de heffingsambtenaar kan dan ook niet worden beschouwd als een met een besluit gelijk te stellen weigering te beslissen op bezwaar. Het beroep is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Omdat aan X de mogelijkheid is geboden om het verzuim bij het indienen van het bezwaarschrift te herstellen en het wel op de juiste wijze ingediende bezwaarschrift tijdig is ontvangen, is van een overschrijding van de bezwaartermijn geen sprake. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en handhaaft de naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 29 mei