Belanghebbende, X, parkeert zijn auto op vrijdag 4 november 2011 omstreeks 21.00 uur in Amsterdam-Buitenveldert. Tot maandagmorgen 7 november 2011 09.00 uur is op die plaats geen parkeerbelasting verschuldigd. X schaft niettemin voor € 0,20 een parkeerkaartje aan dat op deze plaats acht minuten geldig is, derhalve tot maandagochtend 09.08 uur. Op zaterdagochtend 5 november 2011 verplaatst X zijn auto naar een plaats in Amsterdam-Oost waar die dag vanaf ‘s ochtends 09.00 uur parkeerbelasting betaald moet worden. Een parkeercontroleur legt X om 10.04 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting op.
Hof Amsterdam oordeelt dat de Gemeentewet en de Amsterdamse verordening parkeerbelasting niet voorzien in de mogelijkheid om niet verbruikte parkeertijd als het ware mee te nemen naar een volgende parkeerplaats. X kon echter aan een besluit van B&W de verwachting ontlenen dat hij gekochte minuten 'parkeerbelasting-tegoed' wel kon meenemen naar een volgende parkeerplek; zij het eventueel omgerekend naar het op de nieuwe plek geldende tarief. Op grond van het vertrouwensbeginsel kan X met het in Buitenveldert voor acht minuten gekochte kaartje vier minuten parkeren in Amsterdam-Oost, waar het parkeertarief tweemaal zo hoog is. Het hof verwerpt het standpunt van de heffingsambtenaar dat de geldigheidsduur van het kaartje op de nieuwe locatie al om 09.04 uur is verstreken. X is bekeurd om 10.04 uur. Rekening houdend met een Amsterdams pardon voor de eerste 10 minuten dient de heffingsambtenaar aannemelijk te maken dat X vóór 09.50 uur zijn auto heeft geparkeerd in Amsterdam-Oost. Nu de heffingsambtenaar dit bewijs niet heeft geleverd, is het hoger beroep van X gegrond en komt de naheffingsaanslag parkeerbelasting te vervallen.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 13 januari