X vof voert in februari 2016 een Volkswagen in met een datum van eerste toelating uit 2012. De auto was in 2013 eerder ingevoerd en in september 2015 weer uitgevoerd. In de BPM-aangifte wordt uitgegaan van de historische BPM van € 16.525, zijnde de door de inspecteur herrekende bruto BPM bij de eerste invoer. Met een afschrijving van 65,75% resulteert dit volgens X vof in € 5660 als de verschuldigde BPM. In geschil is de naheffingsaanslag van € 2169. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden mag het voordeliger eerste tarief van 2012 worden toegepast, zodat de naheffing wordt verminderd tot € 1141. X vof stelt in cassatie dat de aldus verschuldigde BPM ten onrechte hoger is dan de BPM die bij de uitvoer is teruggegeven.
De Hoge Raad oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis niet is af te leiden dat de BPM voor een hernieuwde tenaamstelling moet worden berekend aan de hand van de eerdere exportteruggaaf. Met die teruggaafregeling is namelijk niet meer beoogd dan de BPM terug te geven, die wordt geacht nog op de auto te rusten, als de auto hier niet meer is bestemd voor duurzaam gebruik en voor duurzaam gebruik wordt overgebracht naar een andere EU-lidstaat. De wijze waarop die teruggaaf wordt berekend, staat geheel los van de BPM-regels bij een (nieuwe) inschrijving. Het kan dus gebeuren dat bij een hernieuwde tenaamstelling meer BPM moet worden betaald. Het beroep van X vof is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 28 maart