Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt na verwijzing dat de heffingsambtenaar met zijn in 2010 uitgevoerde metingen aannemelijk maakt dat X bv meer vervuilingseenheden heeft geloosd dan in de aangifte vermeld. Met de meetresultaten 2010 maakt de heffingsambtenaar echter niet aannemelijk dat X bv ook in 2009 digestaat heeft geloosd op het riool. Het hof vernietigt de aanslag en boete 2009.
Belanghebbende, X bv, exploiteert op een bedrijfsterrein een groothandel in zeevis waarbij vis wordt bewerkt en ingevroren. In 2007 neemt X bv een vergistingsinstallatie in gebruik. Daarbij komt een residu met niet-vergist materiaal (digestaat) vrij. Na onderzoek concludeert de heffingsambtenaar dat X bv grote hoeveelheden digestaat heeft geloosd op het riool zonder daarvan aangifte te doen. Daarom legt hij aanslagen zuiveringsheffing op, waarbij is uitgegaan van aanzienlijk hogere vervuilingseenheden dan X bv in haar aangiften had vermeld. Het hof heeft geoordeeld dat dit terecht is geschied, maar de Hoge Raad oordeelt dat het hof daarbij ten onrechte voorbij is gegaan aan een stelling van X bv (HR 17 november 2017, nr. 17/00320, V-N 2017/58.21).
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt na verwijzing dat de heffingsambtenaar met zijn in 2010 uitgevoerde metingen aannemelijk maakt dat X bv meer vervuilingseenheden heeft geloosd dan in de aangifte vermeld. De stellingen van X bv dat de digestaat vanaf de start van de vergistingsinstallatie is gerecirculeerd, na 12 maart 2010 per as is afgevoerd en daarom niet geloosd kan zijn, acht het hof niet aannemelijk. De aanslag 2010 is terecht opgelegd, maar de boete wordt vanwege overschrijding van de redelijke termijn verminderd. Met de meetresultaten 2010 maakt de heffingsambtenaar echter niet aannemelijk dat X bv ook in 2009 digestaat heeft geloosd op het riool. Het hof vernietigt de aanslag en boete 2009.
Wetsartikelen: