Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht geen MIA heeft verleend. Dat op een investering van circa € 1 mln voor slechts € 8000 aan niet-gecertificeerd hout is toegepast, acht de rechtbank hierbij niet van belang.

Een gevoegde dochter van X bv exploiteert een hotel-restaurant. In verband met investeringen die betrekking hebben op de verbouwing van het hotel-restaurant, claimt X bv MIA. Het agentschap dat adviseert met betrekking tot de MIA-aanvraag, geeft een negatief advies met betrekking tot de verbouwing van het restaurant en de keuken van het hotel-restaurant. Volgens het agentschap is er namelijk niet uitsluitend duurzaam geproduceerd hout toegepast. X bv stelt dat het niet redelijk is dat de MIA niet wordt toegekend. X bv wijst er hierbij op dat het een investering betreft van circa € 1 mln, en dat slechts voor € 700 aan niet-gecertificeerd hout is gebruikt.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur mocht uitgaan van de door X bv overgelegde facturen. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat voor circa € 8000 niet-gecertificeerd hout is gebruikt. Volgens de rechtbank is de MIA dan ook terecht niet verleend. Verder acht de rechtbank het ook niet onredelijk of in strijd met de bedoeling van de wetgever, dat wegens een dergelijk bedrag aan niet-gecertificeerd hout de MIA-aanvraag in zijn geheel wordt afgewezen. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.42a

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 12 februari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen