X is eigenaar van een (woon)boerderij in de gemeente Grootegast. Hij bepleit verlaging van de WOZ-waarde 2015 van € 333.000 naar € 300.000.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woonboerderij van X niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij het bepalen van de WOZ-waarde heeft de heffingsambtenaar drie referentiewoningen gehanteerd. Omgerekend zijn voor de woningdelen van deze objecten prijzen betaald van € 179, € 237 en € 344 per m³. Voor de waardering van het woondeel van de woonboerderij van X heeft de heffingsambtenaar het rekenkundige gemiddelde van deze drie prijzen genomen (€ 253 per m³) en heeft hij vervolgens deze prijs gecorrigeerd naar € 235 per m³ vanwege de matige voorzieningen van de woning van X. Dat het woningdeel van de onroerende zaak van X ook daadwerkelijk een waarde heeft van € 235 per m³, acht de rechtbank niet aannemelijk. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het best vergelijkbare referentieobject juist de laagste gerealiseerde prijs per m³ heeft. De rechtbank verwerpt vervolgens ook de taxatie van X en stelt de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 310.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 24 maart