Belanghebbende, mevrouw X1, ontvangt een schenking van haar moeder. Begin 2013 ontvangt de inspecteur de papieren aangifte schenkbelasting. Hierin staat de schenking van € 37.713.473 met een verschuldigd bedrag van € 7.530.117. Bij het invoeren van de gegevens in het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst is door een administratief medewerker als verkrijging abusievelijk € 37.713 ingevoerd. Dit leidt tot een aanslag van € 3.268. Op het aanslagbiljet staat "Deze definitieve aanslag is vastgesteld overeenkomstig de aangifte". In geschil is of terecht een navorderingsaanslag is opgelegd. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. X1 gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (MK IV, 23 augustus 2016, 16/00012, V-N 2016/54.1.1) oordeelt dat sprake is van een bij de (primitieve) aanslagregeling gemaakte fout in de zin van art. 16-2-c AWR, zodat navordering mogelijk is. Onder fout in die zin moet namelijk worden verstaan: elke misslag die bij de Belastingdienst optreedt waardoor de belastingschuld op een te laag bedrag is vastgesteld (HR 27 juni 2014, nr. 14/00350, V-N 2014/34.11). Het is volstrekt onaannemelijk dat de bewuste medewerker heeft willen afwijken van hetgeen in de aangifte stond vermeld of dat deze handeling is terug te voeren op een beoordelingsfout van de inspecteur. De fout was voor X1 ook redelijkerwijs kenbaar. De te weinig geheven belasting was namelijk ten minste 30% van de wettelijk verschuldigde belasting. Het beroep van X1 is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 augustus