X doet BPM-aangifte voor een VW Golf 2.0 TSI GTI Performance met schade en voldoet € 191. Na controle door Domeinen stelt de inspecteur dat de auto geen schade heeft. In geschil is de naheffingsaanslag BPM van € 3621. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat de auto meer dan normale gebruiksschade heeft. X krijgt geen immateriële schadevergoeding ondanks dat de redelijke termijn met één maand is overschreden. In de machtiging die hij heeft ondertekend, staat namelijk dat die vergoeding toekomt aan de gemachtigde. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag verhoogt de historische nieuwprijs conform het standpunt van partijen tot € 49.642, zodat de aanslag wordt verlaagd tot € 3610. Uit HR 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:775, V-N 2024/27.20 volgt dat de rechtbank ten onrechte geen immateriële schadevergoeding heeft toegekend. Deze wordt alsnog vastgesteld op € 500. Voor de bezwaarfase krijgt X een vergoeding van € 1248 en voor de beroepsfase in totaal € 3500.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 6 februari
Informatiesoort: VN Vandaag