Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X op 2 juni 2020 SV-loon voor haar twee werknemers heeft opgegeven in de aangifte, zodat er ook sprake is van een loonsom. Als de minister volledig onderzoek had gedaan naar de juistheid van de gegevens in de polisadministratie was hij tot de conclusie gekomen dat er sprake was van SV-loon.

X dient op 6 juli 2020 een NOW-2-aanvraag in. De minister van SZW wijst de aanvraag af omdat er op 15 mei 2020 geen loonsom bekend was voor de maand maart 2020. De minister overweegt daarbij dat weliswaar SV-loon is aangegeven, maar dat dit pas op 13 augustus 2020, dus na de peildatum en na het uitstel van de Belastingdienst, is gedaan.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X op 2 juni 2020, en dus tijdig, SV-loon voor haar twee werknemers heeft opgegeven in de aangifte, zodat er ook sprake is van een loonsom. De rechtbank volgt hierbij niet de redenatie van de minister dat nu het SV-loon als een bijzondere beloning is opgevoerd er geen sprake van SV-loon kan zijn, omdat de werknemers (eerder in de loonaangifte) zijn aangemerkt als niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De rechtbank wijst er daarbij op dat de minister bij de beoordeling of er sprake is van SV-loon de polisadministratie volgt. Nu er in de polisadministratie op 2 juni 2020 SV-loon is opgenomen, dient de minister dit te volgen. Dat X in de aangifte een verkeerd kruisje heeft gezet, waardoor de werknemers per abuis als niet verzekerd zijn aangemerkt, acht de rechtbank niet van belang. De rechtbank geeft de minister een termijn van zes weken voor het nemen van een nieuw besluit.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 26 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen