Hof Amsterdam oordeelt dat X misbruik maakt van het recht om beroep in te stellen, gericht op het verkrijgen van vergoedingen uit nevenvorderingen. Het incidenteel hoger beroep van de ontvanger is gegrond verklaard.

X heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, waarin haar beroep deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond is verklaard. De zaak betreft een kostenbeschikking van de Belastingdienst, waarbij X bezwaar maakte tegen de in rekening gebrachte dwangbevelkosten. De rechtbank kende X een vergoeding toe voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De ontvanger stelde incidenteel hoger beroep in, met het argument dat X misbruik maakt van procesrecht. In geschil is of X misbruik maakt van het recht om beroep in te stellen, met als doel het verkrijgen van vergoedingen uit nevenvorderingen.

Hof Amsterdam oordeelt dat X misbruik maakt van het recht om beroep in te stellen. X heeft geen feitelijke of juridische gronden aangevoerd tegen de kostenbeschikking en heeft enkel procedures gevoerd om vergoedingen te verkrijgen. Het hof constateert dat X geen oprechte intentie heeft om de beschikking aan te vechten, maar enkel gericht is op het verkrijgen van nevenvergoedingen zoals dwangsommen en immateriële schadevergoedingen. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze X een vergoeding van immateriële schade toekent en verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk. De veroordeling van de Staat tot vergoeding van immateriële schade blijft echter in stand, aangezien de Staat geen hoger beroep heeft ingesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:74

Algemene wet bestuursrecht 7:3

Algemene wet bestuursrecht 6:22

Algemene wet bestuursrecht 6:20

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet bestuursrecht 4:19

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen