De Hoge Raad beslist dat de gemachtigde van X kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht heeft gemaakt door willens en wetens via een verkeerd e-mailadres bezwaar te maken.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Het bezwaar wordt vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het hof is dat terecht omdat de gemachtigde van X kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht heeft gemaakt door willens en wetens via een verkeerd e-mailadres bezwaar te maken. Op het duplicaat van de naheffingsaanslag stond duidelijk bij welke instantie bezwaar moest worden gemaakt. Daarom geldt volgens het hof als tijdstip van indiening van het bezwaarschrift niet het gestelde tijdstip van indiening via een e-mailadres dat niet voor het maken van bezwaar was opengesteld. X komt in cassatie.

Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof dat sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht als bedoeld in art. 6:15 lid 3 Awb geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is gebaseerd op het feit dat het voor X op het moment van het indienen van het bezwaarschrift duidelijk moest zijn dat het bezwaar werd ingediend bij een verkeerde instantie. Ook heeft X geen aanvaardbare verklaring gegeven voor het ongebruikt laten van het adres dat is vermeld in de rechtsmiddelverwijzing op de naheffingsaanslag. Het cassatieberoep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 juli

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen