X komt in beroep tegen een groot aantal naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door gemeenten binnen het arrondissement van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X zich schuldig maakt aan misbruik van recht bij het instellen van beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting. X heeft in verschillende gemeenten zijn auto zonder te betalen neergezet met één of twee wielen op het trottoir of de trottoirband. Dit is bewust gedaan. Als X namelijk een naheffingsaanslag parkeerbelasting kreeg, werd deze aanslag aangevochten door zijn gemachtigde met als argument dat geen sprake was van parkeren maar van een feit (‘foutparkeren’) dat valt onder de Wet Mulder. Er is sprake van een intensieve samenwerking tussen X en zijn gemachtigde op basis van no cure no pay. De rechtbank concludeert dat de bevoegdheid tot het instellen van beroep door X en zijn gemachtigde wordt gebruikt voor het genereren van beroepsprocedures om proceskostenvergoedingen en dwangsommen te innen. De bevoegdheid wordt daarmee evident gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven. De rechtbank veroordeelt X in de proceskosten van de heffingsambtenaar bestaande in de reiskosten voor de zitting. De arbeidskosten van een gemeenteambtenaar in loondienst worden niet vergoed.
Wetsartikelen:
Burgerlijk Wetboek Boek 3 3:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 12 maart