Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur X bv niet-ontvankelijk in haar bezwaar had moeten verklaren. Volgens de rechtbank gaat de weigeringsbeschikking namelijk C bv aan en niet X bv.

Belanghebbende, X bv, verwerft in 2008 de aandelen in C bv. Vanaf de aankoop vormt X bv een f.e. met C bv en haar dochtermaatschappijen. In 2010 wordt C bv ontbonden, en houdt C bv op te bestaan wegens gebrek aan baten. X bv wil een verlies van € 10 mln uit 2010 verrekenen met de voorvoegingswinst van C bv uit 2007. De inspecteur weigert om de gevraagde verliesverrekeningsbeschikking af te geven, en handhaaft de weigeringsbeschikking op het bezwaar van X bv.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur X bv niet-ontvankelijk in haar bezwaar had moeten verklaren. Volgens de rechtbank gaat de afwijzingsbeschikking namelijk C bv aan en niet X bv. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en het bezwaar niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 juni

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen