De aangekondigde afschaffing van de schenkingsvrijstelling eigen woning per 1 januari 2024 wordt mogelijk voorafgegaan door een verlaging van het maximale bedrag per 1 januari 2023. Het meest logisch is om voor de ondergrens minimaal het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen (€ 27.231) als uitgangspunt te nemen. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij van Financiën aan de Tweede Kamer.
Afschaffing van de vrijstelling vergt een structuuraanpassing in de ICT. Automatiseringstechnisch kan de vrijstelling per 1 januari 2023 wel worden verlaagd.
Bij afschaffing rijst de vraag of de spreidingsmogelijkheid voor het doen van schenkingen over een periode van 3 jaar per 1 januari 2024 daarmee helemaal vervalt. Dit hangt af van de wijze waarop de afschaffing wordt vormgegeven al dan niet in combinatie met overgangsrecht. Het kabinet heeft hierover nog geen besluit genomen. Indien de spreidingsmogelijkheid per 1 januari 2024 direct zou vervallen, leidt dat voor de verkrijger die in 2022 voor het eerst een beroep op de vrijstelling eigen woning heeft gedaan, tot een materiële terugwerkende kracht; hij kan de schenking niet meer spreiden naar het jaar 2024. Het is ook mogelijk de spreidingsmogelijkheid voor schenkingen die zijn gedaan vóór 1 januari te eerbiedigen tot 1 januari 2025 of 1 januari 2026.
Bij afschaffing van de vrijstelling EW blijven andere schenkingsvrijstellingen (niet zijnde voor de EW) bestaan.
Lees ook het thema Schenkingsvrijstelling eigen woning.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 3 maart
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief