Belanghebbende, X, laat een gemachtigde beroep instellen tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep gegrond wegens schending van de hoorplicht, kent een proceskostenvergoeding toe (wegingsfactor 0,5) en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar. Het valt de rechtbank wel op dat X gehoord wil worden, maar niet op zitting is verschenen. Daarbij wijst de rechtbank er onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van State op dat misbruik van recht verstrekkende gevolgen kan hebben.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de gemachtigde niet aangemerkt kan worden als ‘derde-belanghebbende' in de parkeerbelastingzaak van zijn cliënt X. De gemachtigde beklaagt zich bij het hof over de verwijzing van de rechtbank naar de uitspraak van de Raad van State van 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1957. Hij stelt dat deze uitspraak weliswaar is gepubliceerd, doch dat op geen enkele wijze in die gepubliceerde uitspraak de zaak herleidbaar is gemaakt naar de gemachtigde. De gemachtigde stelt dat de kans zich kan voordoen dat hij door de verwijzing in de uitspraak van de rechtbank schade oploopt als gevolg van bijvoorbeeld een verstoorde cliëntrelatie of anderszins. Het hof oordeelt dat de gemachtigde niet als ‘derde-belanghebbende' aangemerkt kan worden omdat hij geen belang heeft bij de naheffingsaanslag. Ten overvloede merkt het hof op dat anders dan de gemachtigde kennelijk meent de uitspraak van de Raad van State van 13 juli 2106 via de doorkliklink naar de uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg wel herleidbaar is naar de gemachtigde. Verder oordeelt het hof dat de rechtbank gelet op de door de gemachtigde geleverde prestatie terecht wegingsfactor 0,5 heeft toegepast bij de toekenning van de proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 september