De wrakingskamer van Rechtbank Den Haag oordeelt dat X tijdens de behandeling van het verzoek ook nieuwe feiten en omstandigheden naar voren mag brengen. Na de wraking is namelijk ten onrechte niet gevraagd om opgave te doen van alle feiten en omstandigheden die daartoe aanleiding waren.
X heeft diverse fiscale beroepszaken lopen tegen de inspecteur van de Belastingdienst. Tijdens de zitting wraakt X de rechter na een schorsing. Volgens X kiest de rechter de kant van de inspecteur en liet de rechter haar ergernis blijken toen de kantoorgenoot van de gemachtigde tijdens de zitting naar binnen kwam.
De wrakingskamer van Rechtbank Den Haag oordeelt dat X tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek ook nieuwe feiten en omstandigheden naar voren mag brengen. De gewraakte rechter heeft namelijk aangenomen dat de wrakingsgronden al voorafgaand aan de schorsing naar voren waren gebracht. De rechter heeft na de wraking ten onrechte niet gevraagd om opgave te doen van alle feiten en omstandigheden die aanleiding waren voor het verzoek. Dit kan niet aan X worden tegengeworpen. Door een kennelijk misverstand was de latere komst van de kantoorgenoot niet door de bode bij de rechter aangemeld. De omstandigheid dat zij liet blijken onaangenaam verrast te zijn door zijn komst, is geen zwaarwegende aanwijzing voor het aannemen van haar partijdigheid. Het door de rechter niet kritisch bevragen van de inspecteur moet worden gezien in het licht dat de inspecteur zijn standpunt voorafgaand aan de zitting al in een zeer uitgebreid verweerschrift uiteen had gezet en dat de rechter zich voldoende geïnformeerd achtte. Tijdens de zitting ontstond een ongeoorloofde directe discussie tussen partijen en het stond de rechter vrij om die beëindigen. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen. Hier staat geen rechtsmiddel tegen open.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:15
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 juli
Informatiesoort: VN Vandaag