Belanghebbende, X, was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met de heer Y. In november 1999 wijzigden zij hun huwelijksgoederenregime in huwelijkse voorwaarden, waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten. Toen Y de aan hem opgelegde aanslagen IB 1997 t/m 1999 niet betaalde, stelde de ontvanger X aansprakelijk voor de helft van de aanslagen. X ging met succes in beroep bij rechtbank Breda maar hof 's-Hertogenbosch verklaarde het hoger beroep van de ontvanger gegrond en wees de zaak terug naar de rechtbank. X ging in cassatie. De Hoge Raad d.d. 26 februari 2010, nr. 09/01148 handhaafde de aansprakelijkstelling. Rechtbank Breda deed uitspraak naar aanleiding van de terugverwijzing van de zaak door het hof en oordeelde dat X voldoende duidelijk aansprakelijk is gesteld voor een bedrag van ruim € 100.000 en dat de tijdsevenredige toerekening akkoord is. X tekent tegen deze uitspraak hoger beroep aan.
Hof 's-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep betoogt X dat zij niet op grond van artikel 1: 102 BW aansprakelijk kan worden gesteld, omdat de schulden waarvoor zijn aansprakelijk is gesteld, verknocht zijn aan de echtgenoot. Dit betoogt schuift het hof terzijde. De Hoge Raad heeft in het voornoemde arrest reeds geoordeeld dat de huwelijksgoederengemeenschap alle schulden van ieder van de echtgenoten omvat, uitgezonderd de schulden die aan een van beiden verknocht zijn en dat de aanslagen die aan Y zijn opgelegd, die schuld evenwel nog niet tot een verknochte schuld maakt. Het hof handhaaft de aansprakelijkstelling.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Invordering, Huwelijksvermogensrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 26 augustus